WE ZIJN WEER THUIS II: de Nederlander en zijn interieur
{HP/DE TIJD, 13 december 2002}
Na zes jaar New York keerden de journalisten Jeroen van Bergeijk en
Remke de Lange terug naar Nederland. Beurtelings beschrijven ze hun verbazing
over het land dat ze aantroffen.
In de Amsterdamse Utrechtsestraat zit een winkel met
een typisch Amerikaanse naam: Hardware Store. Anders dan je zou vermoeden,
verkopen ze hier geen spijkers, houtlijm of gereedschap, maar deurknoppen.
Tientallen verschillende deurknoppen – de een nog fraaier vormgegeven dan de
ander. Op een van de duurste plekken van Amsterdam zit een winkel in design
deurknoppen. Denk daar eens over na. Ik sluit niet uit dat er in Amerika
winkels zijn die uitsluitend deurknoppen verkopen, maar die bevinden zich dan
zonder twijfel op een onooglijk bedrijfsterrein langs een snelweg – niet in een
chique winkelstraat.
Dat Nederlanders geobsedeerd zijn met de inrichting van
hun huis, is geen nieuwe constatering. Dat is al eeuwen zo. Lees Simon Schama’s
Overvloed en onbehagen, waarin de auteur de rijke interieurs van de 17de
eeuwse Hollanders in detail beschrijft, er nog maar eens op na. Wat vooral
opvalt na terugkeer uit een land waar het concept interior design
slechts voor de upperclass , is de mate en reikwijdte van die obsessie. Naast
het weer en de vakantie is de inrichting van het huis, het favoriete
gespreksonderwerp van de Nederlander. Vroeger kocht je ‘mooie dingen’ in de
Bijenkorf. Ga nu naar Blokker en vraag naar de goedkoopste vuilnisbak in het
assortiment en je krijgt een in smaakvolle grijstinten uitgevoerde, strak
vormgegeven emmer. Ga naar de Hema voor een wc-borstel of fluitketel en je krijgt
apparaten die in het Newyorkse Museum of Modern Art niet zouden misstaan. Bij
welke Nederlandse vrienden ik ook op bezoek kom, hun huis is altijd even
‘smaakvol’ ingericht. Iedereen denkt langdurig na over de ‘look’ van z’n
interieur en kan eindeloos converseren over waar je je meubels moet aanschaffen
en wat dat zou moeten kosten. Italiaanse driezitsbanken, kleurrijke Portugese
tegels of Indonesische tafelbladen, kosten noch moeite worden gespaard voor het
‘droompaleisje’. Zelfs de meest lullige Vinex nieuwbouwhuizen worden met
tropisch hardhouten parket opgesierd. Het lijkt wel alsof Nederlanders zich nog
steeds en masse moeten verzetten tegen de sansevieria’s achter de vitrage en de
pluche kleedjes op zware eikenhouten eettafels van weleer.
Als je je kennis uitsluitend op Amerikaanse films
zou baseren, dan zou je denken dat het in New York niet veel anders is.
Filmpersonages wonen altijd in enorme lofts in Tribeca of opulente
appartementen met uitzicht op Central Park. De werkelijkheid is natuurlijk een stuk
prozaďscher. De doorsnee New Yorker bewoont een klein, donker appartement, dat
veelal ook nog wordt gedeeld met een roommate. Binnen staat doorgaans
een slaapbank of een leren bankstel waar je meters diep in wegzakt, een
monsterlijk grote televisie en een krakkemikkige tafel. De gemiddelde
Nederlandse studentenkamer ziet er flitsender uit. Ik ben bij mensen op bezoek
geweest die woonden in een miljoenen appartement met een adembenemend uitzicht
op de Empire State Building, maar de inrichting leek zo van de wachtkamer van
een tandarts overgenomen. En nog extremer: een vriend van me woonde de
afgelopen twee jaar tussen onuitgepakte verhuisdozen, had niks aan de muren
hangen en had slechts de moeite genomen de koelkast en televisie aan te
sluiten.
Waarom maken Nederlanders zich zo druk over hun interieur en kan het
Amerikanen geen zier schelen hoe hun huis eruit ziet? Je zou die obsessie
kunnen verklaren vanuit de typisch Nederlandse hang naar gezelligheid –
Nederlanders zijn altijd in de weer met hun huis omdat het binnen gezellig moet
zijn. Maar er is meer aan de hand. Ik zie landgenoten die gefrustreerd zijn
door de drukte op straat, een overheid die particuliere initiatieven eerder
afremt dan stimuleert, het immer deprimerende weer en de natuur die bestaat uit
een ‘stukje bos ter grootte van een krant’, om met Bloem te spreken. Op die
zaken hebben wij geen enkele invloed en daarom trekken we ons in onze woning
terug, de enige plek die we naar geheel eigen inzicht kunnen inrichten. Waar de
Amerikaan altijd op zoek is naar nieuwe final frontiers, daar heeft de
Nederlander die al lang gevonden: de inrichting van zijn woning. Het huis als
middel tot zelfexpressie. Wat een treurnis.
De Amerikaan daarentegen zoekt de
vervulling van zijn dromen buitenshuis. In hun schaarse vrije tijd trekken New
Yorkers er meteen op uit. Uit eten, naar de film, kerk of de sportschool, de
bergen in of naar het strand. Vrienden of familie ontmoet je in restaurants,
die ontvang je niet thuis. Veelzeggend is dat er tegenwoordig in New York al
appartementen zonder keuken worden opgeleverd: de bewoners zijn toch nooit
thuis om te koken. Waar Nederlanders barsten van de vrije tijd en tot hun
immense ergernis onmiddellijk over elkaar struikelen zodra ze de deur uitgaan,
daar zijn Newyorkers voornamelijk bezig met hun werk. Is het niet uit
carričrezucht dan wel uit pure noodzaak. Werk als voornaamste vorm van
zelfexpressie. Net zo treurig natuurlijk.
En ik? Tot mijn schrik bemerk
ik dat niks Nederlands mij vreemd is. In al die jaren in New York heb ik geen
pot verf aangeraakt en gingen we uitsluitend naar Ikea voor onze inrichtings
behoeften: een doos kaarsen, een Billy boekenkast. Nu, terug in Nederland,
bespreek ik met vrienden de voordelen van one-click laminaat versus rustieke
vloerdelen met massieve bovenlaag, is de roestvrijstalen koelkast de blikvanger
van onze keuken en zit op de muren Flexa Strandwit en Sunflower Symphony #5. Na
jaren op een bank te hebben gehangen die we van straat hadden gehaald, zitten
we nu op een sofa waarover is nagedacht. Zijn naam: America.
zie ook:
Deel 1: de Nederlandse botheid
Deel 3: de Nederlander en zijn kinderen
Deel 4: de klagende Nederlander
Jeroen van Bergeijk
|