EEN AFRIKAANSE ATTRACTIE
{HP/DE TIJD, 17 oktober, 2003}
>>> Als je geinteresseerd bent in Afrika, kijk dan ook eens naar mijn boek Mijn Mercedes is niet te koop. <<<
Zodra je in het stadje Elmina uit de taxi stapt word je omgeven door jongens die iets van je willen. De een probeert een mooie zeeschelp te slijten, de ander een paar mango's, een volgende begint gewoon te bedelen. Vol trots tonen de jongens hun identiteitskaarten waarop achternamen als De Koning of Bartels staan vermeld. Niks bijzonders misschien….maar Elmina ligt in het Afrikaanse land Ghana.
In Elmina staat het grootste en oudste Europese handelsfort van West-Afrika. Dit 'Elmina Castle' was van 1636 tot 1872 in Nederlandse handen en functioneerde als het hoofdkwartier van de West-Indische Compagnie. Het fort figureert in de bestseller 'De Zwarte met het Witte Hart' waarin Arthur Japin het leven van twee Afrikaanse prinsen die in Nederland worden opgevoed beschrijft. Een van die twee pleegt uiteindelijk in Elmina zelfmoord. Mede dankzij het boek - dat in vele veelvuldig is vertaald - is Elmina voor Afrikaanse begrippen een toeristenattractie van jewelste geworden. Per jaar bezichtigen zo'n veertigduizend mensen het fort, waarvan de helft buitenlanders. Ter gelegenheid van het 300-jarige bestaan van diplomatieke betrekkingen tussen Ghana en Nederland werd het fort vorig jaar nog bezocht door prins Willem-Alexander en prinses Maxima.
Al die toeristische belangstelling ligt ogenschijnlijk ook wel voor de hand. Elmina oogt prachtig. Het fort ligt langs een met wuivende palmbomen bezaaid strand. In de haven van het stadje liggen pittoreske kano's waarmee de lokale bevolking in de oceaan vist. En ook het fort zelf is goed geconserveerd. Het heeft een aangename ruime binnenplaats en een lieflijk Portugees kerkje (de Portugezen bouwden het eerste deel van Elmina waarna het door de Nederlanders werd veroverd).
Het is pas als je iets verder kijkt en weet wat hier is gebeurd dat het toerisme hier iets lugubers krijgt. Via Elmina, en de tientallen andere slavenforten langs de Ghanese kust, werden in totaal zo'n 700.000 slaven naar de Nieuwe Wereld getransporteerd. De kelders van het op het eerste gezicht zo aangenaam ogende fort zijn ronduit angstaanjagend. In een van de donkere kerkers staat op een halve meter boven de vloer een lijntje getekend. Tot daar kwam het menselijk afval toen hier slaven bijeen werden gedreven en vaak maanden moesten wachten tot een schip ze verder transporteerde. In een cel zonder ramen, aan diezelfde aangename binnenplaats, werden opstandige slaven simpelweg doodgehongerd. Pas wanneer iedereen dood was, werd het hok geleegd. Op de tweede verdieping had de gouverneur zijn werkkamer. Hiervandaan kon hij direct in het verblijf van de vrouwelijke slaven kijken. Zag hij iets van zijn gading dan kon de slavin via een geheime trap naar boven worden gebracht.
Het zijn vooral zwarte Amerikanen en Nederlanders die het fort bezoeken. De Nederlanders zoeken hier vergane Hollandse 'glorie'. Er is nog veel dat aan het vaderland doet denken: Psalm 123 ('Zion Is Des Heeren Ruste. Dit Is Syn Woonplaets') staat er boven de entree van de balzaal te lezen, de laatste Directeur-generaal van de West-Indische Compagnie wordt op de binnenplaats met een verweerd plakaat herdacht en boven de ingang van het fort kun je de Nederlandse Leeuw ontwaren. Even buiten het fort, op de naburige begraafplaats vallen de Nederlandse namen op de grafstenen op. Honderden mensen in het dorpje dragen nog steeds Nederlandse achternamen. Ook al werd er door de dominees thuis in Zeeland en Holland tegen gepredikt, de Nederlanders hadden klaarblijkelijk weinig inhibities in hun omgang met de 'barbaarsche stammen.'
Veruit de grootste groep bezoekers van Elmina zijn zwarte Amerikanen. De forten langs de Ghanese kust zijn een van de weinige tastbare herinneringen aan de slavenhandel en daarom een emotioneel ijkpunt voor veel Afro-Amerikanen. Getuige de talloze opmerkingen in het gastenboek van Elmina is een bezoek aan dit fort voor veel nakomelingen van slaven een gewichtig moment in hun leven. Een van hen schreef bijvoorbeeld "I could hear the cries and wails of my ancestors. I weep with them and for them." Opmerkelijk genoeg zijn het juist de zwarte Amerikanen die soms op opgetrokken wenkbrauwen van de lokale bevolking kunnen rekenen. Zich realiserend dat toeristen dol zijn op die oude nederzettingen, heeft de Ghanese overheid de restauratie van de meest fotogenieke forten voortvarend aangepakt. De boel is opgeknapt en fris wit geschilderd. Er zijn restaurants gekomen en in sommige forten kun je tegenwoordig zelfs overnachten. Het serviceniveau is voor Afrikaanse begrippen - waar klantvriendelijkheid een onbekend begrip is - hoog. Maar dit alles was tegen het zere been van veel Afro-Amerikanen. Ze vinden dat op deze manier het smerige verleden letterlijk is schoongewassen. De opknapbeurt getuigt in feite van weinig respect voor het onnoemelijke leed dat hier is aangericht. En daar valt ook wel iets voor te zeggen: een restaurant in Auschwitz zou bij kampslachtoffers en hun nakomelingen ook op weinig waardering kunnen rekenen. Maar Ghanezen begrijpen weinig van deze emoties. "Zwarte Amerikanen gedragen zich alsof ze hier de baas zijn", vertelt een Ghanese medepassagier in een volgepakte bus op weg naar Elmina verontwaardigd. "Ze hebben een grote mond dat wij niet goed met ons erfgoed omgaan maar zelf dragen ze financieel niks bij aan het herstel. Ach, die zwarte Amerikanen", verzucht hij. "Ze moeten niet zo zeuren. Eigenlijk moeten ze blij zijn dat hun voorouders ooit tot slaaf zijn gemaakt. Zij hebben het heel wat beter wij." Waar je in Amerika zulke opmerkingen alleen uit mond van Ku Klux Klan aanhangers kan optekenen, daar is dat sentiment hier onder de zwarte bevolking niet ongewoon. Zeker naar Ghana geëmigreerde zwarte Amerikanen kunnen op onbegrip rekenen. "Wat zoeken ze hier?" vraagt mijn buurman zich af. "Ik vind het moeilijk te begrijpen dat Amerikanen vrijwillig naar dit land komen. Wij willen maar een ding: naar Amerika."
Voor ons Nederlanders mogen de West-Afrikaanse forten een pijnlijke herinnering zijn aan een periode in de vaderlandse geschiedenis die we maar liever vergeten, Ghanezen gaan met hun droevige verleden een stuk relaxter om. Zij zien de forten als weinig meer dan bouwvallen waar een slaatje uit te slaan valt. Slavernij lijkt voor de bevolking van het hedendaagse Ghana geen probleem. Ze voelen zich geen slachtoffer en ze hebben ook geen schuldgevoel. Terwijl dat laatste, net als bij ons, niet onterecht zou zijn. Want bijvoorbeeld de Ashanti-stam heeft in Ghana actief meegewerkt aan de slavenhandel. Grofweg kun je stellen dat de Europeanen zorgden voor het transport en de Afrikanen zelf voor de aanvoer van slaven. Maar voor zwarte Amerikanen zijn de blanken altijd de grote boosdoener geweest. Vaak pas wanneer ze in Ghana komen merken ze dat de situatie ingewikkelder ligt. Het heeft dan ook iets meelijwekkends, die zwarte Amerikanen die met oprechte gevoelens hun roots komen zoeken in het moederland en daar met onverschilligheid, zo niet nauwelijks verhulde vijandigheid, worden onthaald. Misschien nog wel het meest veelzeggend is dat Ghanesen zwarte Amerikanen obruni noemen, hetzelfde woord dat ook voor 'blanken' of 'buitenstaanders' is gereserveerd. Het zijn buitenlanders en of die nu zwart of blank zijn, interesseert in Ghana weinigen.
>>> Als je geinteresseerd bent in Afrika, kijk dan ook eens naar mijn boek Mijn Mercedes is niet te koop. <<<
Jeroen van Bergeijk
|