DWARS DOOR AFRIKA
{HP/DE TIJD, mei, 2003}

>>> Als je geinteresseerd bent in Afrika kijk dan ook eens naar mijn boek Mijn Mercedes is niet te koop. <<<

De enige plek waar je in N'Djamena, de hoofdstad van Tsjaad, je tent kunt opslaan is op een treurigmakend veldje achter het plaatselijke Novotel dat tevens dienstdoet als vuilstortplaats. De bewakers van het hotel gebruiken de douches als urinoir. Christian en Erika uit Karlsruhe kamperen hier al een dikke week. Ze willen hier niet zijn. Niet op deze 'camping', niet in N'Djamena, niet in Tsjaad. Maar ze moeten wel. Want ze wachten op een visum voor buurland Kameroen en in tegenstelling tot Christian en Erika heeft de ambassade geen haast. Het tweetal is met een Toyota Land Cruiser vanuit Duitsland via Italië, Tunesië, Algerije en Niger naar Tsjaad gereden. Ze zijn al twee maanden onderweg.

'Vind je het nog wel leuk in Afrika?', vraag ik Erika, wanneer ze bij de douche haar kleren staat te wassen. Haar vermoeide oogopslag zegt genoeg. Toch houdt ze vol: 'Jawel hoor.' Erika heeft geen goed woord over voor de voormalige Franse kolonie die tot een van de armste landen ter wereld behoort. Verharde wegen zijn hier niet (het hele land heeft slechts 267 kilometer asfalt.). Om hier te komen zijn ze dwars door het - bijna geheel opgedroogde - Tsjaadmeer gereden. Dit is de noordelijke Sahel ten top: afgezien van wat stekelige struiken en een verdwaalde boom groeit hier niks. Het is een angstaanjagend desolaat landschap waar de schaarse bevolking in simpele rieten hutjes woont en door het houden van een paar geiten overleeft. Als je door deze streek rijdt, reis je als het ware terug in de tijd. Dit is hoe onze voorouders in de middeleeuwen geleefd moeten hebben. Maar Erika lijkt er geen oog voor te hebben. Ze vertelt ze gelaten dat ze talloze malen zijn verdwaald en evenzovele keren in het mulle zand vast komen te zitten. Een van de bladveren van hun Land Cruiser heeft het begeven. Ze zijn met stenen bekogeld. En tot slot zijn ze ook nog gearresteerd: in het Tsjadische grensplaatsje Bol probeerde een stel kinderen een jerrycan van het dak van hun auto te jatten. Op het moment dat Christian de deur opendeed, stootte hij een van de kinderen tegen het hoofd. 'Echt, het was een schrammetje van niks. Maar toen kwam de politie en moesten we betalen.' Voor hoeveel ze afgeperst zijn, wil Erika niet vertellen, maar 'veel' was het wel. Als ze de volgende dag bij de ambassade van Kameroen voor de zoveelste keer aan het lijntje is gehouden, vertrouwt ze me toe: 'Ik wil naar huis.'

Ik moet bekennen dat die gedachte gedurende de maand dat ik door Afrika heb gezworven bij mij ook wel eens is opgekomen. Leuk, dacht ik toen een bevriende journalist een paar maanden geleden vroeg of ik een eind met hem wilde meerijden op zijn tocht dwars door Afrika. Hij zou met een Land Rover vanuit Amsterdam naar Kenia rijden. Ik hoefde er niet lang over na te denken. 'Leuk', vond ik het al snel niet meer. Want leuk is het niet om vijf dagen achtereen door de gigantische zandbak van het Tsjaadmeer te moeten ploeteren. Noch is het leuk om overal waar je gaat, belaagd te worden door autoriteiten die 'cadeaux' verlangen, om nog maar te zwijgen van in lompen geklede kindertjes die altijd hun knuistjes uitsteken en met grote waterige ogen de rijke westerling verwachtingsvol aankijken. Spannend misschien. Vooruit, avontuurlijk. Maar leuk? Nee.

Desalniettemin zijn er genoeg Europeanen die een reis door Afrika als de vervulling van hun dromen zien. Ze noemen zichzelf 'overlanders', om zich nadrukkelijk te onderscheiden van mensen die per vliegtuig reizen. Hoeveel van die overlanders, die veelal Kaapstad in Zuid-Afrika als eindbestemming hebben, er jaarlijks vanuit West-Europa vertrekken is niet bekend. Maar dat het er behoorlijk wat moeten zijn, blijkt wel uit het enorme aantal websites van en voor deze groep reizigers. Grofweg zijn er twee routes door het Afrikaanse continent die de overlanders volgen. De momenteel meest gebruikte loopt via Marokko, de Westelijke Sahara, Mauretanië en Senegal en van daaruit verder naar het oosten. De andere gaat door Tunesië en Algerije, maar is sinds kort te gevaarlijk. Langs deze route werden een paar maanden geleden 31 Europese toeristen ontvoerd door Islamistische extremisten. Vorige week werden er daarvan zeventien bevrijd door het Algerijnse leger. Het lot van de overige veertien is op dit moment nog altijd onzeker. Beide routes komen uiteindelijk uit in Ethiopië en lopen daar langs de oostkant van het continent naar Zuid-Afrika. Niet alle overlanders gaan helemaal naar Kaapstad. Veruit de meeste West-Europeanen (met name Fransen en Duitsers) blijven in Noord- en West-Afrika. Een enkeling waagt zich tot in Tsjaad, maar dan heb je het wel gehad. Eenmaal in Soedan kom je alleen nog de echte die-hard overlanders tegen.

Zoals met elke subcultuur denken en handelen de meeste Afrika-reizigers hetzelfde. Iedereen verblijft in dezelfde hotels en campings uit The Lonely Planet. Iedereen eet in dezelfde restaurants. De gesprekken die je voert met overlanders gaan altijd over dezelfde onderwerpen: hoe verschrikkelijk de 'locals' zijn, waar je je visum moet bemachtigen, hoe betrouwbaar het water is, het slecht de wegen zijn, hoe goedkoop het restaurant om de hoek is en natuurlijk hoe het met de auto gaat. Oftewel, het reizen in Afrika mag dan avontuurlijk lijken, de transafrika-ganger onderscheidt zich in weinig opzichten van de doorsnee toerist. Het zijn niet de olifanten en de giraffes die het reizen door Afrika voor mij zo aantrekkelijk maken, maar de mogelijkheid samenlevingen te ervaren die zo verschikkelijk ver verwijderd zijn van onze westerse. Maar de overlanders hebben interesse in de bevolking, cultuur, de politiek en de problemen van de verschillende landen hebben ze nauwelijks, laat staan dat je ze op enig inzicht zou kunnen betrappen. Net als de archetypische Amerikanen in de film If this is Tuesday, this must be Belgium die geen flauw idee hebben in welk land ze zich eigenlijk bevinden, zeggen de meeste overlanders botweg geen onderscheid te zien tussen het ene en het andere land. Maar vanzelfsprekend zijn niet alle overlanders hetzelfde. Je zou wel degelijk een aantal verschillende categorieën kunnen onderscheiden.

Veruit de grootste groep zou je kunnen scharen onder het kopje nep-avonturiers. Erika en haar vriend zijn daarvan een goed voorbeeld. Maandenlang, soms zelfs jarenlang, hebben ze zich op hun wereldreis voorbereid. Ze rijden steevast in speciaal geprepareerde Land Rovers en Toyota Land Cruisers, hebben bijna allemaal een eigen website en zijn voorzien van alle denkbare gadgets: van satelliettelefoon tot daktent, van GPS-ontvanger tot luxe campingstoelen. Wat die mensen in Afrika zoeken is een raadsel. Alles wat ze doen is er op gericht de verrassing uit te bannen: voedsel wordt van huis meegenomen en contact met de bevolking zoveel mogelijk vermeden. Veelzeggend is de uitspraak op de Nederlandse website www.deexpeditie.nl van het echtpaar Judith en Paul: 'waar mogelijk zullen we in ieder geval de lokale bevolking mijden.' Afrika is voor deze mensen een redelijk willekeurig reisdoel. Slechts voor wilde dieren en pittoreske landschappen kunnen ze enig enthousiasme opbrengen. De belangrijkste motivatie lijkt een tijdelijke vlucht uit het gezapige leventje dat ze thuis in Europa kennen. Maar dat zij naar hun oude leven zullen terugkeren, lijdt geen twijfel.

Natuurlijk zijn er ook echte avonturiers, zij die de verrassing, het ongewone, het gevaar juist omarmen. Op dezelfde camping in N'Djamena waar ik Erika en Christian ontmoet, kom ik Jean-Paul tegen die zijn minachting voor onze met airconditioning uitgeruste Land Rover - het zal duidelijk zijn dat de schrijver dezes tot de eerste categorie behoort - niet onder stoelen of banken steekt. Hij reist al vijf jaar rond de wereld en sinds een half jaar door Afrika. De kalende Fransman meent dat je een land pas echt leert kennen wanneer je met openbaar vervoer reist. En dat is wat hij dan ook doet. Hij is weinig enthousiast over Afrika. 'Iedereen ziet je hier als een wandelende bank. Ik vind het moeilijk om contact te krijgen met de mensen hier. Men is altijd op je geld uit. Zelfs als je, zoals ik, overduidelijk niet veel te makken hebt.' Toch is zijn afkeer van Afrika geen reden om het hier voor gezien te houden. Hij wil nog zeker zes maanden in Afrika blijven, vervolgens staat Azië op het programma. 'Ik denk dat ik nog wel een jaar of wat door blijf reizen.' Ook de automonteur Joris Verhoef uit Amsterdam die ik in Khartoem tegen het lijf loop is een heuse avonturier die zijn leven in Nederland achter zich heeft gelaten. Ook hij interesseert zich weinig voor zijn omgeving, spreekt nauwelijks Engels of Frans, praat vooral over hoeveel hij uitgeeft en hoe stoer zijn familie thuis hem vindt, maar rijdt al wel een half jaar in zijn eentje door Afrika. Hij geeft grif toe dat hij net zo goed naar Azië of het Midden-Oosten had kunnen gaan, maar koos Afrika omdat hij van iedereen hoorde dat het reizen in Afrika de meeste uitdagingen met zich meebrengt. Uitdaging was ook de motivatie van Vlamingen Gert Duson en Christophe Porteman die het afgelopen halfjaar met een 20 jaar oude eend van Brussel naar Kaapstad zijn gereden. Inmiddels weer in terug in Brussel, meldt Gert Duson per telefoon dat de meeste 2CV-liefhebbers hem voor gek versleten toen hij ze van zijn plannen vertelde. 'Goed, het was misschien onverantwoord wat we gedaan hebben, maar bij veel van die specialisten was er ook sprake van een zekere jaloezie: wij gingen een reis maken waarvan zij alleen konden dromen.' Toch bleek de eend niet echt goed opgewassen tegen de Afrikaanse wegen. Zes keer hebben de Belgen een as gebroken en in Khartoem liepen ze een maand vertraging op omdat de versnellingsbak in puin lag. Maar Duson zou het zo weer doen. 'Kijk, iedereen kan in een Land Rover door Afrika rijden. Daar is geen kunst aan. Maar met een Citroen 2PK wordt het wat anders. Bovendien konden we op deze manier ook sponsors vinden, die nauwelijks geïnteresseerd zouden zijn als we met een gewone 4x4 zouden reizen.'

De mensen die verreweg het meeste plezier aan hun reis lijken te beleven zijn de overlanders die je het best als wannabe Parijs-Dakar coureurs zou kunnen omschrijven. Een constante van het reizen in Afrika, met name de Sahara, is de slechte staat of zelfs totale afwezigheid van de wegen. Voortdurend moet je over zogenaamde pistes rijden. Op zulke onverharde, vaak zeer zanderige wegen komen onervaren chauffeurs onherroepelijk vast te zitten. En als de weg helemaal verdwijnt bestaat er een reële mogelijkheid om in de wildernis te verdwalen. Voor de uitvinding van satellietnavigatie raakten er elk jaar wel een paar westerse toeristen in de Sahara uit koers, waarna ze omkwamen van de dorst. Maar voor ralleyrijders-in-spe zijn zulke omstandigheden juist een uitdaging. Motorrijder Bruce McGoran uit Schotland bijvoorbeeld kan geen genoeg krijgen van het rijden door de woestijn. 'De eenzaamheid van de woestijn maar vooral de uitgestrektheid van het landschap. De eindeloze aaneenschaking van zandduinen in de Sahara. Niks ter wereld is zo mooi.' Dat je daar wat ongemak bij de koop op toe moet nemen, ach het zij zo. Opgewekt vertelt hij, wanneer ik hem in Soedan spreek, dat hij net een week lang doodziek in een 'rieten hutje in een of ander dorpje' heeft gelegen, 'totaal uitgedroogd en verzwakt.' Het was 'the worst week of my life' zegt hij lachend. Al die tegenslag weerhoudt hem er geen moment van vrolijk door te crossen. Over drie maanden hoopt hij in Kaapstad te zijn. Het zijn voornamelijk Duitsers die het leuk vinden om door de woestijn te crossen. De vijftiger Horst Schäkel uit het zuid-Duitse Böblingen, rijdt al jaren door de Sahara. Ik ontmoet hem, zittend voor zijn auto met ontbloot bovenlijf, op een camping in Tamanrasset, in het zuiden van Algerije. Schäkel is vooral geinteresseerd in de prehistorische fossielen en artefacten die in de Sahara makkelijk te vinden zijn. Hij heeft een container vol van het spul. Schäkel rijdt in een Unimog, een legendarische door Mercedes-Benz geproduceerde vrachtwagen, die elk denkbaar terrein aankan. Geestdriftig vertelt hij dan ook dat hij in de Sahara nimmer pistes volgt, maar juist altijd zijn eigen spoor trekt. In twee maanden heeft hij al 26.000 kilometer gereden. Schäkel doet dan ook weinig anders dan in zijn auto zitten, de reden dat zijn vriendin hem een week eerder in de steek heeft gelaten en teruggevlogen is naar Duitsland. Maar nu lijkt het uit met de pret. De lager in zijn rechterachterwiel is gebroken en hij wacht al vijftien dagen op onderdelen uit Duitsland. Trots geeft Schäkel een rondleiding door zijn tot camper omgebouwde Unimog die met Duitse vlag en vergezichten van zonnebloemvelden is opgesierd. Ik mag plaatsnemen in de comfortabele bestuurdersstoel, terwijl Schäkel zijn satelliettelefoon demonstreert, alsmede zijn GPS-ontvanger met landkaart en natuurlijk de drie beveiligingscamera's die te allen tijden zijn bezit in de gaten houden. In het woongedeelte heeft de Duitser beschikking over een tv, videorecorder en bovenop het dak is een uitvouwbare schotelantenne geplaatst. Vanzelfsprekend ontbreekt ook de koelkast met vrieskist en het chemisch toilet niet. Ik heb in de Sahara nog nooit iemand ontmoet die zo goed was geoutilleerd als ik, behalve dan misschien die Hollander die een paar levende kippen bij zich had zodat hij elke dag een vers eitje kon consumeren." Schäkel mag dan extreem lijken, het schijnt nog veel erger te kunnen. Gedurende onze reis hoorden we steeds weer over die Duitser die zijn vrachtwagen had omgebouwd tot een rijdend fort. Niet alleen had hij een systeem ontworpen om fosferraketten af te vuren, maar ook een installatie gebouwd waarmee hij de directe omgeving van zijn auto met traangas kon besproeien. Overigens zijn niet alle overlanders in de eerste plaats uit op avontuur. Er zijn ook gewoon handige jongens, die uit hun Afrika-reis vooral een slaatje hopen te slaan. Het exporteren van tweedehands auto's uit West-Europa naar Afrika is al jaren een lucratieve handel: gemiddeld krijg je in Afrika twee keer zoveel voor je oude auto als in West-Europa. Maar dan moet je wel je auto zonder schade in Afrika zien te krijgen en hem vervolgens voor een goed prijsje weten te verkopen. En vooral in dat laatste zit hem de kneep, vertelt de Amsterdammer Willem Bos, net terug van een reis naar Senegal waar hij een tweedehands Peugeot 505 heeft afgeleverd. 'Het eerste bod dat je krijgt is meestal het beste, maar dat realiseer je je altijd pas achteraf. Het probleem waarmee iedere verkoper zit is dat je weer terug naar huis moet. Dat weten die Afrikanen ook wel en dus houden ze je eindeloos aan het lijntje in de hoop dat je door tijdgebrek je auto voor een spotprijs van de hand doet. Soms denk je dat je een koop hebt gesloten om vervolgens dagen te moeten wachten tot er een keer iemand met geld komt aanzetten.' De afgelopen vijf jaar is Bos zes keer met oude auto's naar West-Afrika gereden om ze daar te verkopen. 'Rijk word ik er niet van hoor', vertelt hij. 'Maar op deze manier heb je wel een goedkope, spannende vakantie.' Het meeste dat hij ooit verdiend heeft was 5000 gulden aan een oude vrachtwagen, maar daar moeten dan de kosten voor een retourticket nog vanaf.

Erika is inmiddels thuis. Ik ook. En thuis ziet zo'n reis er altijd leuker uit dan onderweg en dus denk ik alweer aan een volgende trip. Of je nu naar Afrika gaat om je luxe leventje thuis tijdelijk te ontvluchten, om een heus avontuur te beleven, om lekker door het zand te kunnen crossen of om auto's te verkopen, wat voor iedereen geldt is dat stoere verhalen het eenmaal thuis goed doen. Of zoals Joris Verhoef het zegt: 'Mensen kijken opeens anders naar je als je ze vertelt dat je dwars door Afrika bent gereden.'

zie ook Mijn Mercedes is niet te koop

Jeroen van Bergeijk



 

  home
  wat is dit
  archief
  foto's
  webcam
  zoeken
  e-mail

  what's this
  articles
  snapshots
  search


en verder

  homepage 1.0
  boeken

  ©