|
YADA YADA YADA
Is Seinfeld leuk? Toen ik nog in Nederland woonde en bij het zappen wel eens bij Seinfeld bleef hangen was het antwoord op die vraag zonder twijfel geweest: I don't think so (om maar eens een van de vele vaste uitspraken van Seinfeld te gebruiken die zich stevig in het Amerikaanse alledaagse taalgebruik hebben geworteld). Ik zag niets grappigs in deze "show about nothing", in de lotgevallen van vier volstrekt egocentrische, oppervlakkige, harteloze en neurotische Newyorkers. Voor mij was Seinfeld één groot Yada Yada Yada (Seinfeld-speak voor blablabla), een van die vele flauwe Amerikaanse sitcoms. En ik zapte weer verder. Nu weet ik het antwoord op die vraag niet zo een, twee, drie. Of neem de aflevering waarin George weigert zijn auto te gebruiken omdat hij de perfecte parkeerplaats heeft gevonden. Pas als je steevast overal in de stad een kwartier moet rondrijden om een parkeerplekje te vinden, de vreugde kent die je overvalt als je zomaar voor de deur kunt parkeren en eindeloze conversaties over parkeerproblemen met vrienden hebt gevoerd, begrijp je zo'n grap. Of neem die aflevering waarin Kramer plotseling telefoontjes krijgt die bedoeld zijn voor MOVIEPHONE - de service die je belt als je wilt weten waar welke film draait - en voor de verandering uitstekende service biedt. Zoiets als een bioscoopagenda bestaat in New York niet: als je wilt weten waar Titanic draait moet je je twintig minuten lang door een telefonisch menu heenworstelen waarin je voortdurend verdwaalt. Maar het is vooral Seinfelds sarcastische kijk op de mentaliteit van de Newyorker waardoor ik werkelijk op het programma gesteld ben geraakt. Als mensen aan mij vragen wat ik van Newyorkers vind, dan vertel ik steevast wat ik zag toen ik een jaar geleden de aankomsthal van het legendarisch chaotische JFK uitstapte: een verdwaald kijkende toerist stapt een bus uit en vraagt de chauffeur, die deze route waarschijnlijk al tien jaar rijdt, of hij de betreffende halte moet hebben voor zijn vliegtuigmaatschappij (de vele terminals op het Newyorkse vliegveld zijn opgedeeld naar maatschappij). "Weet ik veel, ik rij de bus, waar je eruit moet is mijn zaak niet", snauwt de chauffeur de arme reiziger in een zwaar Newyorks accent toe. Het is deze typisch Newyorkse zoek-het-zelf-maar-uit mentaliteit, deze ijskoude onverschilligheid die in Seinfeld hoogtij viert. In Seinfeld zou het met die buschauffeur slecht aflopen als hij een helpende hand zou toesteken: de moraal van het programma is dat van altruïsme niks goeds kan komen. Iedere Newyorker leidt aan een zekere mate van zelfobsessie en doorgedraaid egoïsme, dat moet ook wel, wil je in deze stad overleven. Maar dat maakt zulke karaktertrekken in het alledaagse leven niet minder frustrerend. Voor mij ligt de kracht van Seinfeld er in dat het programma je om die verwerpelijke mentaliteit kan laten lachen, dat het programma die karaktereigenschappen tegelijkertijd toejuicht en belachelijk maakt, kortom dat het programma de minder aangename kanten het alledaagse Newyorkse sociale leven draaglijker maakt. Eén ding begrijp ik niet: Seinfeld wordt in Los Angeles gemaakt Jeroen van Bergeijk |
Copyright © 1998 Jeroen van Bergeijk. All rights reserved. Alle rechten voorbehouden. Dit document mag niet verder worden verspreid en verveelvoudigd zonder schriftelijke toestemming van de auteur. Dit document kan verschillen van de gepubliceerde versie. |