VPRO-GIDS


1996

DE TERUGKEER VAN DE RAMPENFILM

Een van de meest spectaculaire scènes uit Independence Day is die waarin het Witte huis door buitenaardse wezens wordt opgeblazen. In Amerikaanse bioscopen werd deze alien attack afgelopen zomer steevast met luid applaus begroet. Dat zegt niet alleen iets over het vertrouwen van de Amerikanen in hun politieke leider, maar vooral over wat Independence Day tot zo'n succes maakte: het plezier in onheil en verderf, het plezier in totale destructie, het plezier kortom in de ramp. Of zoals het Engelse filmtijdschrift 'Sight and Sound' het omschreef: "Independence Day is a feel good movie about the end of the world." Met Independence Day, in de massale reclamecampagne kortweg als ID4 aangeduid, is de ramp weer definitief terug in de bioscoop.

Independence Day is feitelijk de jaren negentig versie van dat typische jaren zeventig genre de rampenfilm. Het begon afgelopen zomer allemaal met Twister, het spektakelstuk van Jan de Bont. Koeien, tractoren, vrachtwagens, zelfs hele huizen vlogen door de lucht. Tornado's vernietigden alles wat op hun weg kwam: de wervelwind als ramp dus. En Twister en Independence Day vormen nog maar het topje van de ijsberg. Met Kerst komt Tim Burton met de rampenfilm Mars Attacks! en James Cameron met een remake van Titanic. De trailer van Turbulence was al in Amerikaanse bioscopen te zien, maar werd van het scherm gehaald na het neerstorten van het TWA vliegtuig. En ook het verhaal van films met titels Vulcano, Really Big Bugs en Firestorm laat zich makkelijk raden.
Maar Independence Day blijft vooralsnog de ongekroonde koning van de retro-rampenfilm. De science-fiction blockbuster, onder regie van de Duitser Roland Emmerich, had twee weken na zijn première al een slordige 160 miljoen dollar binnengehaald. Daarmee was het oude record, dat op naam stond van Jurassic Park, ruimschoots verbroken. De film vertelt een uitermate simpel - en erg mal - verhaaltje. Gigantische ruimteschepen belagen de aarde. President Bill Pullman gelooft aanvankelijk nog in de goede bedoelingen van de buitenaardse wezen, maar wetenschapper Jeff Goldblum weet hem snel van dat naïeve idee af te brengen. En ja hoor de aliens vallen aan en vernietigen zo'n beetje de hele wereld. Gelukkig zijn er nog een paar overlevende helden die op 4 juli - de Amerikaanse onafhankelijkheidsdag - op miraculeuze wijze terugslaan. Je zou Independence Day een postmoderne film kunnen noemen, want de makers doen geen enkele poging hun gebrek aan oorspronkelijkheid te verbergen. De film bestaat uit weinig meer dan hoogtepunten uit de science-fiction filmgeschiedenis. Soms zijn letterlijk scènes overgenomen uit klassiekers als War of the Worlds (1953), 2001: A Space Odyssey (1968), Close Encounters of the Third Kind (1977), The Right Stuff (1984) en de Star Wars-trilogie. En alsof dat nog niet genoeg is, gebruikt Independence Day ook nog eens exact de structuur van de jaren zeventig rampenfilm. Dat geven de makers overigens ook ruimhartig toe. "De stijl van deze film grijpt terug op de rampenfilm met veel verschillende personages in plaats van een centrale aktieheld", meldt producent Dean Devlin in de persmap.
Alhoewel de rampenfilm als afgebakend genre slechts in de jaren zeventig bestond, is de fascinatie van filmmakers met allerhande onheil en vernietiging natuurlijk veel ouder. Met een beetje goede wil zou je sommige van de korte fantastische films van filmpionier George Méliès als voorlopers van de rampenfilm kunnen beschouwen. Doorgaans plaatst men het begin van de rampenfilm echter in de jaren dertig. Het begint met vulkaanuitbarstingen in de zwijgende klassieker De Laatste Dagen van Pompei (1935), hetgeen al snel wordt gevolgd door onheil als aardbevingen in San Francisco (1936), hevige stormen in The Hurricane (1937) en sprinkhaanplagen in The Good Earth (1937). In de jaren vijftig hebben de filmische calamiteiten veelal betrekking op buitenaardse monsters die de aarde bedreigen. Denk daarbij aan beroemde science-fiction films The Invasion of the Body Snatchers (1956) en War of the Worlds (1953). Maar echt goed, beginnen de filmische rampen pas in de jaren zeventig. Na het succes van Airport (1970) - niet te verwarren met de tegenwoordig bekendere parodie Airplane! (1980) - overspoelde de ene na de andere ramp de bioscoopzalen. Je kon het zo gek niet bedenken of het werd in de jaren zeventig wel verfilmd. Naast voor de hand liggend onheil als overstromingen (Flood!), scheepsrampen (The Poseidon Adventure), aardbevingen (Earthquake), branden (The Towering Inferno) en vliegtuigongelukken (Airport), waren er ook originelere rampen als bijenaanvallen (Savage Bees), inslagen van meteorieten (Meteor) en op hol geslagen vissen (Piranah). Toch waren het de 'gewone' rampen die het meest tot de verbeelding van publiek spraken. En dat is ook niet verwonderlijk want iedereen bevindt zich tenslotte wel eens in een flatgebouw, vliegtuig of schip. En dus waren het juist films met deze onderwerpen (respectievelijk The Towering Inferno, Airport en The Poseidon Adventure) die zorgden voor de enorme inkomsten van de rampenfilm in de jaren zeventig. Naast de herkenbaarheid van de ramp is de herkenbaarheid van het personage een andere belangrijke verklaring voor de populariteit van de rampenfilm. De aantrekkingskracht van het genre wordt doorgaans gezocht in het 'jan-met-de-pet' gehalte. De 'gewone' man beleeft vanzelfsprekend niet zoveel spannends in zijn 'gewone' leven. Gevaar en spanning zijn in ons dagelijks leven uitgebannen. De rampenfilm geeft een ieder de kans te fantaseren over hij of zij zou reageren op een buitengewone situatie. Het draait allemaal om de gewone man die dankzij de ramp ontsnapt aan de sleur van alledag. Hero for one day!, dat is het motto. In de rampenfilm geen James Bonds, FBI-agenten of generaals dus. En al helemaal geen acteurs als Arnold Schwarzenegger of Sylvester Stallone die doorgaans superhelden spelen. Het verhaal draait om mensen met normale beroepen en acteurs die 'gewoonheid' uitstralen. En dus is in Independence Day de rol van president weggelegd voor Bill Pullman, die we toch voornamelijk kennen als begrijpende - en weifelende - vriend of echtgenoot uit films als Sleepless in Seattle (1993) en While You Were Sleeping (1995). De ramp biedt een ieder de kans held te worden. In The Poseidon Adventure is het niet de kapitein van het gekapseisde schip die de juiste beslissingen neemt - die overleeft de eerste tien minuten van de film nog niet - maar een dominee, in Earthquake groeien een gefrustreerde politieagent (George Kennedy) en een dito architect (Charlton Heston) uit tot mensenredders en in Independence Day redt nota bene een alcoholist de wereld uiteindelijk van de totale ondergang.

In de rampenfilm wordt alles en iedereen ondergeschikt gemaakt aan de ramp, zelfs zodanig dat de ramp de daadwerkelijke 'hoofdpersoon' van de film wordt. Echte hoofdpersonen zal je dan ook zelden aantreffen in de rampenfilm. Hoewel het sterrengehalte doorgaans hoog is, en helden ruim voor handen zijn, is er niemand die echt de boventoon voert. Het aardige van de rampenfilm is juist dat je nooit weet welke van de sterren de ramp gaat overleven. The Poseidon Adventure bijvoorbeeld voerde dat wel heel ver door. Van alle - ook toen al - enigszins belegen sterren bleef er slechts een handjevol over. Roddy McDowell, Shelley Winters en Leslie Nielsen - nog in zijn serieuze periode - laten stuk voor stuk het leven. Ja, zelfs held Gene Hackman legt het loodje, zij het in een grandioze daad van zelfopoffering. Hetzelfde gebeurt in Earthquake waar Walter Matthau, Ava Gardner en Charlton Heston het einde niet halen en - geheel in stijl - in Independence Day waar de Hillary Clinton-achtige first lady Mary McDonnell komt te overlijden om niet veel later te worden gevolgd door Harvey Fierstein, Harry Connick Jr., Brent Spiner en Randy Quaid.
De structuur van het verhaal van de rampenfilm lijkt nog het meest op die van hedendaagse soapseries. De vele personages hebben ieder hun eigen plotlijnen die vaak dwars door elkaar lopen. Destijds ging dat nog door voor zeer vernieuwend, The Towering Inferno werd derhalve aangeprezen als "the new art form of the twentieth century". In die film volgen we dus niet alleen de heldendaden van brandweerman Steve McQueen - bijgestaan door O.J. Simpson - maar gelijktijdig ook de lotgevallen van architect Paul Newman, zijn geliefde Faye Dunaway en slachtoffers Robert Wagner, Richard Chamberlain en Fred Astaire. Een ander kenmerk van de rampenfilm is dat team spirit schaamteloos op de voorgrond wordt geplaatst. De ramp verenigt mensen, dat is het uitgangspunt. De dagelijkse onenigheden en verschillen worden vergeten in de strijd tegen het kwade. Independence Day maakt het in dit opzicht wel heel bont door een zwarte piloot, zij aan zij te laten strijden met de president van de Verenigde Staten, een alcoholist en een joodse wetenschapper. En daarmee is ook direct duidelijk waarom in de jaren tachtig - het tijdperk van het individualisme - geen rampenfilms meer werden gemaakt. Een film als Die Hard (1988) bijvoorbeeld die toch wel heel veel lijkt op The Towering Inferno, is geen rampenfilm omdat het verhaal draait rond de acties van één individu, in dit geval Bruce Willis. Terwijl het in de rampenfilm nu juist gaat om de groep. De teamplayer overleeft de ramp, of wordt in ieder geval als held afgeschilderd, terwijl de individualisten het loodje leggen. Kijk maar naar The Towering Inferno waar iedereen die op eigen houtje - zonder rekening met de anderen te houden - uit de brandende flat probeert te ontsnappen uiteindelijk aan de vlammen ten prooi valt. De jaren tachtig kende natuurlijk wel films over rampen, zoals bijvoorbeeld The Day After (1983) over de nucleaire holocaust. Maar het zal duidelijk zijn dat deze film ondanks de stevige ramp niet tot het genre van de rampenfilm behoort omdat hier het pessimisme overheerst. Tegen 'de bom' valt niet te vechten, en dus heeft team spirit ook geen zin.

Tegen de tijd dat het ongebreidelde yuppie egoïsme zich begon te ontwikkelen, stierf de rampenfilm als genre dus uit. Maar niet alleen veranderende normen en waarden, ook vreselijke flops als Beyond The Poseidon Adventure (1979) en Airport 80: The Concorde (1980) - films die slechts een paar laatste dollars uit de rampenfilmkoe wilden melken - droegen bij aan de ondergang van het genre. De parodie Airplane! (1980) tenslotte, zorgde ervoor dat niemand de rampenfilm het daaropvolgende decennium nog serieus kon nemen. Halverwege de jaren negentig lijkt de rampenfilm dan aan een comeback begonnen. Jurassic Park liet ons al kennis maken met op hol geslagen dinosaurussen en in Outbreak kregen Rene Russo en Dustin Hoffman het zwaar te stellen met een dodelijk virus dat de gehele mensheid bedreigt. Nu is er dan Independence Day en het einde lijkt voorlopig nog niet in zich. Rest de vraag waar die plotselinge opleving van de rampenfilm vandaan komt. Wellicht ligt de verklaring in het feit dat met de opkomst van digitale special effects er geen grenzen meer aan de verbeelding lijken te zijn. Tegenwoordig lijkt men alles in beeld te kunnen brengen: tornado's in Twister, een complete kudde olifanten in Jumanji, een zwangere Schwarzenegger in Junior of Gary Sinise zonder benen in Forrest Gump. En dus is het oude bezwaar dat de rampen er altijd zo onbeholpen knullig uitzagen niet meer van toepassing. Of misschien heeft Paul Verhoeven wel gelijk. Gevraagd naar de plotseling opleving van buitenaardse wezens in de film verklaarde hij tegenover Time: "De Verenigde Staten zijn wanhopig op zoek naar een nieuwe vijand. Eerst had je de communisten en daarvoor de nazi's, maar nu zijn die prachtige vijanden verdwenen. Buitenaardse wezens vormen een angstaanjagende vijand die ook nog eens politiek correct is. Ze zijn slecht. Ze zijn kwaadaardig. En ze zijn zelfs niet menselijk." En wat voor buitenaardse wezens geldt, gaat natuurlijk ook op voor andersoortige rampen.

Jeroen van Bergeijk

Copyright © 1998 Jeroen van Bergeijk. All rights reserved. Alle rechten voorbehouden. Dit document mag niet verder worden verspreid en verveelvoudigd zonder schriftelijke toestemming van de auteur. Dit document kan verschillen van de gepubliceerde versie.