Als je niks van bomen weet, zoals ik, valt er op het eerste gezicht weinig interessants aan deze exemplaren te ontdekken. Maar die boompjes vertellen een verhaal. Dit is ironbark kreupelhout (ironbark is een soort Eucalyptus). Ooit stonden daar waar nu meerdere stammetjes op één plek uit de grond komen, enorme bomen – met een stam van soms wel twee meter omtrek. Al die woudreuzen eindigden tijdens en na de goldrush in Victoria als brandhout. Hele bossen moesten wijken voor de goudzoekers. Uit de achtergebleven wortels echter, groeiden – nadat de goudzoekers waren verdwenen – dit kreupelhout terug. Deze merkwaardige boompjes zijn een soort treurige reincarnaties van hun fiere voorvaders, als het ware biologisch-archeologische sporen van de goldrush.
Ironisch: Die goudzoekers van toen hielpen de natuur genadeloos om zeep. Maar anderhalve eeuw later zijn de goudvelden van toen tot beschermde bossen en nationale parken gepromoveerd, en is de rest van het landschap door boeren geclaimd: eindeloze, eentonige graanvelden en graslanden.