DE UITLEVERING VAN EEN AMERIKAANSE 'BOOKIE'
{Vrij Nederland, 7 februari, 2004}
Afgelopen week besloot de Haarlemse rechtbank de Amerikaan Robert A. voorlopig niet uit te leveren aan de Verenigde Staten. Hoe een bizarre Texaanse moordzaaak een voorlopig hoogtepunt kreeg in Nederland.
Voor de politie was de zaak duidelijk: Robert A. had zijn broer ingehuurd om zijn vrouw te vermoorden. 'Hij is in Amerika vrijgesproken,' zegt zijn advocaat. 'Daarmee zou de kous af moeten zijn' 'Nadat hij de uitleveringsverdragen heeft bestudeerd, is hij tot de conclusie gekomen dat Nederland de beste optie was'
Op 12 juni 2003 werd op Schiphol een Amerikaan aangehouden met een vals
paspoort. Toen de man zich bij de paspoortcontrole vervoegde, zag de
Marechaussee onmiddellijk dat er met zijn identiteitsbewijs was geknoeid. In
het paspoort was een nieuwe pasfoto op een knullige manier over de oude
geplakt. De man werd gearresteerd en zijn bagage werd doorzocht. De
Marechaussee vond 140.000 dollar in contanten, een grote hoeveelheid
juwelen, twee andere valse paspoorten en een rijbewijs dat toebehoorde aan
Robert A., 54 jaar, woonachtig in Houston, Texas.
Diezelfde dag kwam Robert A. niet opdagen tijdens een pro forma hoorzitting
bij de federale rechtbank van Houston. Vier dagen later zou A.'s proces
beginnen. Hij werd ervan beschuldigd zijn eigen broer te hebben ingehuurd om
zijn vrouw te vermoorden. De rechter was zeer ontstemd en liet ter plekke
een internationaal arrestatiebevel uitvaardigen. Een paar uur later wist de
marechaussee op Schiphol dat de man met het valse paspoort Robert A. was. En
zo kreeg een bizarre moordzaak uit Texas - een zaak die er en passant voor
zorgde dat een Amerikaanse journaliste een recordtijd van vijf maanden in de
gevangenis belandde omdat ze weigerde haar bronnen prijs te geven - een
voorlopig hoogtepunt in Nederland.
Robert A. was eind jaren negentig de grootste bookmaker (makelaar in illegale weddenschappen) van Houston. Via A. kon je gokken op de uitslag van
allerlei sportwedstrijden. De meeste bookmakers zijn echte
onderwereldfiguren die grove methoden niet uit de weg gaan wanneer gokkers
hun schulden niet betalen, maar het 'bedrijf' van Robert A. was van het meer
verfijnde soort. Als hij met een wanbetaler te maken kreeg, liet A. hem niet
met geweld bedreigen, maar schrapte hij hem simpelweg uit zijn
klantenbestand. Zijn clientèle bestond voornamelijk uit welgestelde burgers
van Houston, mensen die hun hand niet omdraaiden voor weddenschappen van
duizenden dollars. Ze voelden zich veilig bij A. omdat het een publiek
geheim was dat hij onder bescherming van de autoriteiten opereerde. Robert
A. was een politie-informant. In ruil voor informatie over zijn concurrenten
liet de politie hem met rust. Door zijn tips belandde menig concurrerend
bookie in de gevangenis en kon hij jarenlang ongestoord zijn afzetmarkt
vergroten. Halverwege de jaren negentig was A. dan ook de grootste bookie
van Houston geworden. Volgens berichten in de lokale pers haalde hij ruim
een miljoen dollar per jaar binnen. Robert A. had het gemaakt: een riant
inkomen, een prachtig huis in een chique buitenwijk, kinderen op een
elitaire privé-school en een vrouw op wie hij naar eigen zeggen dol was. Maar in december van 1996 viel zijn wereld in duigen. Zijn vrouw Doris begon
een affaire en vroeg twee maanden later een scheiding aan. A. deed alles om
zijn huwelijk te redden, maar tevergeefs. Doris' besluit stond vast. En ze
wilde niet alleen scheiden, ze eiste ook vijftig procent van de inkomsten
uit het bedrijf. Weer twee maanden later, op 16 april 1997, was ze dood. Robert A. trof haar in de keuken aan toen hij thuiskwam van een partijtje softbal met zijn twee tienerdochters. Zeven kogels in het hoofd, vijf in de borst.
Aanvankelijk zocht de politie de moordenaar onder door A. verlinkte bookies.
Maar toen de autoriteiten van de geplande scheiding vernamen, werd A. de
meest voor de hand liggende verdachte. Robert A. zelf had ondertussen zo
zijn eigen ideeën over de ware toedracht van de moord: hij verdacht zijn
eigen broer. A. had zijn zes jaar oudere broer Roger eind jaren tachtig in
dienst genomen toen diens bedrijf op de fles was gegaan. Maar zijn broer
bleek zo slecht in het bookmaken dat A. hem na een jaar alweer moest
ontslaan. Tegenover het actualiteitenprogramma 48 HRS vertelde Robert A. dat
Roger daar zo kwaad over was, dat hij zijn broer ging chanteren. Als A. niet
met geld over de brug kwam, zou Roger hem bij de belastingdienst aangeven.
Robert betaalde hem door de jaren heen kleine bedragen, maar de bedreigingen
hielden niet op. Zes weken voor de moord op zijn vrouw zou A., naar eigen
zeggen, nog een brief van zijn broer hebben ontvangen waarin deze 100.000
dollar eiste en A.'s gezin met geweld bedreigde. Dit keer liet A. zich niet
meer afpersen en betaalde zijn broer geen cent. Aanvankelijk hechtte de
politie weinig waarde aan Roberts theorie, totdat Roger toevallig werd
gearresteerd in Las Vegas. Bij het doorzoeken van zijn bagage deed de
politie een interessante ontdekking: in Rogers koffer zat een cassettebandje
waarop twee mannen te horen zijn - Robert en Roger, zegt de politie - die
mogelijke scenario's bespreken voor een moordaanslag op een zekere Doris.
Ook trof de politie een grote hoeveelheid cash aan waarop Roberts
vingerafdrukken zaten.
Voor de politie was de zaak nu duidelijk: Robert A.
had zijn broer ingehuurd om zijn vrouw te vermoorden. Hij had de politie
over zijn broer getipt in de hoop dat deze in zijn eentje de schuld zou
krijgen, en er niet op gerekend dat die broer een koffer met belastend
materiaal bij zich zou hebben.Beide broers werden gearresteerd en de zaak leek op een duidelijk einde af te stevenen: de doodstraf voor beiden. Texas veroordeelt tenslotte meer gevangenen ter dood dan welke andere staat dan ook, en nergens in Texas worden meer mensen ter dood veroordeeld dan in Houston, met recht de death
penalty capital of the world. Maar voordat de rechtszaak begon, pleegde
Roger A. in de gevangenis zelfmoord. In zijn afscheidsbrief nam hij de
schuld voor de moord geheel op zich en pleitte hij zijn broer vrij. Het was
precies zo gegaan als Robert altijd had volgehouden, schreef Roger. Hij had
Doris uit wraak vermoord omdat zijn broer niet langer meer inging op zijn
chantage. Roberts advocaten waren door het dolle heen. Nu moesten ze hun
cliënt vrij kunnen krijgen. De aanklager was er echter van overtuigd dat
Roger had gelogen en liet zich niet van de wijs brengen. Hij vestigde nu al
zijn hoop op het cassettebandje waarop de twee mannen de moord bespraken en
huurde een audio-expert in om er zeker van te zijn dat de twee mannen
inderdaad Robert en Roger waren. Tot grote verbazing van het Texaanse
openbaar ministerie concludeerde de expert dat Robert niet op het bandje te
horen was. Het rapport van de expert kwam vervolgens in handen van de
verdediging. De rechtszaak was nu wel gedoemd te mislukken en in 1998 werd
Robert A. vrijgesproken.
Einde verhaal? Nee, nog lang niet.
Net als in Nederland mag je in Amerika niet tweemaal voor hetzelfde feit
worden berecht. Als iemand eenmaal definitief is veroordeeld of
vrijgesproken, kan de overheid diegene niet opnieuw voor het gerecht dagen.
In Amerika noemen ze dat de double jeopardy rule. Maar op die regel bestaat
in de VS een uitzondering: zowel de afzonderlijke staten als de federale
overheid kunnen - in sommige gevallen en onder specifieke omstandigheden -
een zaak aanhangig maken. En dat is precies wat er in de zaak Robert A. is
gebeurd. Ondanks hevige protesten van Roberts advocaten, die vonden dat er
in deze kwestie wel degelijk sprake was van double jeopardy, begon de
federale aanklager na de vrijspraak in de Texaanse procedure een nieuw
onderzoek naar de zaak. In 2000 kwam dit onderzoek terecht bij Vanessa Leggett, een beginnend freelance journalist van begin dertig die al jaren bezig was met een boek
over de moordzaak. Leggett is parttime lerares Engels en parttime privé-detective, maar haar werkelijke ambitie is het schrijven van non-fictie misdaadboeken. Truman
Capote's non-fictie klassieker In Cold Blood is haar bijbel. Vanessa
Leggett, voor een hoorzitting in de zaak Robert A. even in Nederland,
spreekt met het accent van president Bush, maar is beslist geen ongemanierde
cowgirl. Sterker, met haar dure mantelpak, modieuze bril en keurig gelakte
nagels lijkt ze eerder op een dure advocate. Ze spreekt met net zoveel
autoriteit over met kogels doorzeefde lichamen als over de obscure details
van het Amerikaanse rechtssysteem. Buiten Robert A. zelf zijn er geen mensen
die meer van de zaak afweten dan Leggett. Sinds 1997 doet ze al onderzoek:
ze heeft Roberts jeugdvrienden, collega's en voormalige gokklanten
gesproken. Ze heeft FBI-agenten die belast zijn met de zaak geïnterviewd, en
ook Roberts vroegere contactpersonen in het politiecorps van Houston. Maar
bovenal heeft ze talloze gesprekken met Roger gevoerd en die ook opgenomen.
Leggett: 'Roger A. heeft mij verteld dat hij Doris in opdracht van zijn
broer heeft vermoord.'
In 2001 werd Leggett door de federale aanklagers gedagvaard. Aanvankelijk
werkte ze mee. Zonder morren gaf ze haar belangrijkste bewijsmateriaal, de
cassettebandjes met de gesprekken met Roger, af. Maar toen de aanklager al
haar andere materiaal ook wilde hebben, gooide ze de kont tegen de krib. 'Ze
wilden precies weten met wie ik had gesproken en wat er was besproken,'
vertelt Leggett wanneer ik haar ontmoet in Amsterdam. Leggett heeft
tientallen mensen gesproken en veel van hen anonimiteit beloofd. Ze vindt
dat ze de identiteit van die mensen moet beschermen. 'Had ik dat niet
gedaan, dan was ik als schrijver en journalist volstrekt ongeloofwaardig
geworden. Maar mijn grootste bezwaar was dat ik geen kopieën voor mezelf
mocht houden. Ik moest letterlijk alles waar ik ruim drie jaar aan had
gewerkt, inleveren. Volstrekt onredelijk. Het was gewoon treiteren. Ik denk
dat het openbaar ministerie bang was voor wat ik zou gaan schrijven over de
relatie tussen Robert en de politie van Houston. Op deze manier probeerden
ze mij te censureren.' Leggett vond dat haar het werken onmogelijk werd
gemaakt en weigerde verder elke medewerking. Maar de aanklager hield voet
bij stuk en liet haar gijzelen. Zijn redenering was dat Leggett geen
journaliste was omdat ze nog nooit iets had gepubliceerd. Bovendien had ze
geen contract of opdracht van een nieuwsorganisatie of uitgever. En dus,
vond de aanklager, gold het zogenaamde verschoningsrecht, dat journalisten
het recht geeft hun bronnen te beschermen, niet voor haar. Leggett: 'Ze
dachten ongetwijfeld dat ik het na twee nachtjes in de gevangenis wel zou
opgegeven.' Maar dat had de aanklager dus mis. Leggett gaf niet op en hoe
langer haar gevangenneming duurde, hoe meer aandacht de nationale pers aan
haar besteedde. Leggetts zaak werd de journalistieke cause célèbre van 2001.
Over de hele wereld werden de Verenigde Staten op één lijn gesteld met Cuba
als een land waar onschuldige journalisten in de gevangenis worden gegooid.
Nieuwsorganisaties als CNN, The New York Times, The Associated Press en The
Wall Street Journal tekenden bij de rechtbank bezwaar aan tegen haar
gevangenneming. In vele hoofdredactionele commentaren en
voorpagina-artikelen werden de federale openbare aanklagers zwaar
bekritiseerd. Het was nog niet eens zozeer de gijzeling, als wel het feit
dat men een dubbele maatstaf hanteerde. De beginnende freelancer Leggett,
die zich geen dure advocaten kon veroorloven, werd fanatiek vervolgd, maar
andere journalisten met vergelijkbaar bronnenmateriaal liet men met rust. De
televisiezender CBS bijvoorbeeld beschikte over - niet uitgezonden -
videobeelden waarin Robert A. over de moordzaak spreekt, maar daar werd
zelfs niet naar gevraagd. Leggett kwam pas vrij toen de openbare aanklager
begin 2002 zijn onderzoek afrondde. Uiteindelijk verbleef ze 168 dagen in de
gevangenis, langer dan welke journalist in de Amerikaanse geschiedenis dan
ook.De gijzelneming leverde leverde het openbaar ministerie rampzalige
publiciteit op en Leggett uiterst lucratieve. Na jaren vergeefs met haar
plannen voor een boek over Robert A. te hebben geleurd, sloot ze nu een
boekcontract met een voorschot van een half miljoen dollar. Haar
levensverhaal verkocht ze aan filmstudio Columbia Pictures. Ze werd alom
bejubeld als voorvechtster van de vrijheid van meningsuiting en overladen
met journalistieke prijzen - ironisch genoeg nog steeds voordat ze een
letter had gepubliceerd. De aanklager kreeg ondertussen ook zonder hulp van
Leggetts bronnen in 2002 zijn zaak rond, en op 16 juni 2003 kon de tweede
rechtszaak tegen Robert A. beginnen. Ware het niet dat hij toen hoog en
droog in Nederland zat, waarmee hij de zoveelste draai aan dit verhaal
toevoegde.
Sinds hij op Schiphol werd gearresteerd, zit Robert A. vast in de
koepelgevangenis van Haarlem. A. is, zelfs voor Nederlandse begrippen,
tamelijk bruusk en direct. Hij is zo iemand die bij telefoongesprekken
zonder gedag te zeggen de hoorn op de haak gooit. Robert A. is zelfverzekerd
en een man van weinig woorden. Hij is de zoon van Griekse immigranten:
donkere huid, gitzwart haar en bruine ogen. Niet alleen zijn uiterlijk, ook
zijn temperament is mediterraan. Hij klaagt voortdurend over de Nederlandse
kou en grijze luchten - hij mist de droge hitte van Texas. Toch ziet hij
zijn toekomst in Nederland. De Verenigde Staten hebben zijn uitlevering
verzocht, maar dat wil hij koste wat kost voorkomen. Als het aan zijn advocaat Jan Sjöcrona, een bekend Haags strafpleiter, ligt,
zal Robert A. nooit meer voet hoeven te zetten op Amerikaanse bodem. 'Hij is
in Amerika vrijgesproken,' zegt Sjöcrona. 'Daarmee zou de kous af moeten
zijn.' In Amerika zijn er dan misschien uitzonderingen op de regel dat je
niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden berecht, in Nederland is dat
niet zo. Dubbele vervolging is in strijd met internationale mensenrechten,
zegt Sjöcrona, en daarom mag A. niet worden uitgeleverd. Yvonne Baaijens, verbonden aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van
Tilburg en gespecialiseerd in internationaal strafrecht, is het daarmee
eens. 'Als er inderdaad sprake is van een dubbele vervolging - twee keer
berechten voor dezelfde het vergrijp - is dat een reden om niet mee te
werken aan een uitlevering.' Probleem is dat de Verenigde Staten helemaal
niet vinden dat er sprake is van double jeopardy. In het
uitleveringsverzoek, door Sjöcrona als leugenachtig aangeduid, spreekt men
over verschillende beschuldigingen. 'Dan wordt het een juridisch steekspel,'
zegt Baaijens. 'De rechtbank moet nu gaan uitmaken hoe het zit.'
En die rechtbank neemt Sjöcrona's verdediging serieus. Rechtbank Haarlem, die de zaak behandelt, heeft informatie in Houston opgevraagd om de twee verschillende aanklachten - die in Texas en die op federaal niveau - te kunnen vergelijken. Vorige week bleek dat Sjöcrona's argumenten indruk hebben gemaakt. Nadat officier van Justitie N. Vogelzang in een eerdere zitting klakkeloos de argumenten uit het Amerikaanse uitleveringsverzoek had overgenomen, haalde ze vorige week opeens bakzeil. Ook zij besloot nu dat hier sprake was van dubbele vervolging en Nederland dus niet aan uitlevering voor moord zou moeten meewerken. In het uitleveringsverzoek is overigens ook sprake van belastingfraude en wapenbezit, waarvoor volgens Vogelzang wel uitgeleverd zou moeten worden. De rechtbank zal op 10 februari een oordeel vellen.
Rest de vraag waarom Robert A. naar Nederland is gevlucht. A., die ik in
opdracht van een Amerikaanse actualiteitenrubriek een paar keer heb
gesproken, wilde op advies van zijn advocaat niet worden geïnterviewd voor
dit artikel. Sjöcrona zegt niet te weten of A. met opzet naar ons land is
gekomen. Leggett daarentegen beschikt over anonieme bronnen die haar hebben
verteld dat A. wel degelijk doelbewust Nederland heeft uitgekozen. 'Nadat
hij de uitleveringsverdragen heeft bestudeerd die de Verenigde Staten hebben
met verschillende landen, is hij tot de conclusie gekomen dat Nederland de
beste optie was.' Baaijens zegt dat Nederland traditioneel inderdaad 'altijd
heel ver is gegaan' in het toepassen van het beginsel dat iemand niet twee
keer voor hetzelfde feit mag worden berecht. Maar zij betwijfelt of iemand
in Nederland een betere kans maakt dan in andere Europese landen. 'Het
uitgangspunt om zulke dubbele vervolgingen te vermijden, vind je terug in de
meeste uitleveringsverdragen.'Leggett laat zich daardoor niet van de wijs brengen. Niet alleen denkt ze dat
A. weloverwogen voor Nederland heeft gekozen, ze vermoedt ook dat hij nooit
voortvluchtig heeft willen blijven. 'Je moet wel heel dom zijn om de grens
te willen passeren met een paspoort dat zo amateuristisch was vervalst als
dat van Robert A. En je kunt veel van A. zeggen, maar niet dat hij dom is.
Daarbij had hij ook nog een rijbewijs op zijn eigen naam bij zich, waarmee
hij zo kon worden geïdentificeerd. Nee, ik denk dat hij betrapt wilde worden
om uiteindelijk op een volstrekt legale manier een nieuw leven te beginnen
in Nederland.' Gezien de recente ontwikkelingen in de zaak zou hij daar heel wel eens in kunnen slagen.
Jeroen van Bergeijk
|